Getest: de Porsche 911 Turbo S

Recent kon Autosportwereld kennis maken met de Porsche 911 Turbo S – Type 992 – en het minste dat we kunnen zeggen, is dat we overweldigd zijn door wat het Duitse merk voor elkaar heeft gekregen. Enerzijds is de Porsche 911 Turbo S een rasechte supersportwagen, met prestaties die quasi ongezien zijn en anderzijds kan u met de wagen ook rustig op vakantie vertrekken… Het beste van twee werelden, in één enkele wagen.

In 1975 stelde Porsche voor het eerst een turboversie van de Porsche 911 voor, toen goed voor 260 pk, maar meteen met een robuuste reputatie. In 1978 volgde een tweede uitgave die al 300 pk haalde, en de typische grotere achtervleugel had. Beide versies waren destijds bekend als de Porsche 930 Turbo. Later zouden ook de types 964, 993, 996, 997 en 991 een turbovariant krijgen en vanaf de 993 kregen we ook een nog krachtigere Turbo S-uitvoering. Ook van de laatste verbuiging van de nu 60 jaar jonge Porsche 911 volgde er uiteraard een Porsche 911 Turbo S, overigens steeds met permanente vierwielaandrijving. Het slimme Porsche Traction Management-systeem kan daarbij tot 500 Nm naar de voorwielen sturen. Uiteraard wordt al dat geweld via een verbluffende 8-traps PDK-versnellingsbak naar de beide assen gestuurd. De huidige Porsche 911 Turbo S is er – zoals steeds – in een Coupé of een Cabrio-variant.

In 2020 presenteerde Porsche de Porsche 992 Turbo S en deze wagen heeft cijfers om u tegen te zeggen. De 3,8-liter motor levert nu niet minder dan 650 pk en is goed voor buitenaards koppel van maar liefst 800 Nm, een koppel dat over de vier wielen verdeeld wordt. Een spurt van 0 naar 100 kilometer per uur duurt amper 2,7 seconden en een spurtje naar 200 kilometer per uur neemt net geen 9 seconden in beslag. Wie ergens een leeg stuk Duitse autoweg vindt, kan een top van maar liefst 330 km/u halen.

Dociel of monsterlijk

Maar nu komt de aap pas echt uit de mouw, want hoewel de Porsche 911 Turbo s indrukwekkende cijfers kan voorleggen en ook werkelijk indrukwekkend rijdt, kan je er ook… gewoon mee rijden. Daarmee doet Porsche iets waar veel constructeurs van supercars minder goed in slagen: met name het extreme aan het dagdagelijkse koppelen.

Als we in de Porsche 911 Turbo S stappen, vinden hetzelfde typische Porsche-interieur als in de Porsche 911 Carrera waarmee we recent ook een testrit ondernamen. Het verschil zit echter in het geluid van krachtbron, wat een beetje doffer en minder scherp klinkt dan dat van de klassieke 911, die echter sinds 2015 en de 992 Mk II ook een turbomotor achterin heeft, maar dan wel een drieliter. De Porsche 911 Turbo S doet het, zoals gezegd, met een 3,8 liter die ook minder hoog in toeren gejaagd wordt.

Opvallend, zolang de wagen in ‘Comfort’ rijmodus staat, is bij wijze van spreken iedereen in staat met deze auto te rijden, zo dociel reageert de auto, maar dat hoeft niet te lang te duren. Immers, rechts op het stuur zit een leuk draaiknopje waarmee de bestuurder ook de rijmodi ‘Wet’, ‘Sport’ en ‘Individiual’ kan kiezen, maar ook voor ‘Sport Plus’… Hiermee verandert de wagen in één klap van Dr. Jekill in Mr. Hyde. De achtervleugel wordt groter, de wagen komt lager te liggen en vooral, de reactietijd van het gaspedaal wordt indrukwekkend. Voor wie nog meer pretparkbeleving wil, die zet de wagen bij stilstand in ‘Sport Plus’, trapt met de linkervoet op de rem en geeft gas met rechts… en wordt de launch control-modus tot leven geroepen… Niet voor hartlijders.

Kortom in een wereld die meer naar elektriciteit lijkt te neigen, is deze Porsche 911 Turbo S een baken van passie en toevluchtsoord voor echte petrolheads. De enige vraag die ons rest is: hoe krijg je deze auto ooit nog beter? Wij weten het niet, maar de ingenieurs van Porsche zullen zeker een antwoord op deze prangende vraag vinden.